WIJZIGING VAN DE VOORSCHRIFTEN INZAKE DE INDIENING VAN
- VERZOEKEN (ARTIKEL 90, LID 1, VAN HET STATUUT)
- KLACHTEN (ARTIKEL 90, LID 2, VAN HET STATUUT)
- VERZOEKEN OM BIJSTAND (ARTIKEL 24 VAN HET STATUUT)
Hieronder vindt u de volledige bijgewerkte inlichtingen over verzoeken
en klachten, alsmede voorschriften voor de wijze van indiening bij de
administratieve eenheid “Beroep” van DG ADMIN (ADMIN.B.2)1.
Het begeleidend formulier
dat de
indiener per verzoek/klacht moet invullen is opgenomen in de bijlage en kan
ook aangevraagd worden bij de administratieve eenheid “Beroep”.
HET VERZOEK
- DEFINITIE
- DE INDIENER
- DE ADMINISTRATIE
DE KLACHT
- DEFINITIE
- DE INDIENER
- DE ADMINISTRATIE
VERZOEK OM BIJSTAND
EERBIEDIGING VAN VERORDENING (EG) NR. 45/2001 BETREFFENDE DE BESCHERMING
VAN PERSOONSGEGEVENS
VERZOEKEN EN KLACHTEN OVEREENKOMSTIG
ARTIKEL 90, LID 1 EN 2 VAN HET STATUUT
Iedere in het statuut bedoelde persoon kan bij het tot aanstelling
bevoegde gezag (hierna genoemd “het bevoegde gezag”)
- een verzoek indienen om het bevoegde gezag jegens hem of haar een
besluit te doen nemen;
- een klacht indienen teneinde een besluit van het bevoegde gezag te
doen vernietigen of te doen wijzigen, ook wanneer het de afwijzing van
een verzoek betreft en de betrokkene zich door dat besluit bezwaard acht.
VERZOEKEN
- DEFINITIE
Door een verzoek in de zin van artikel 90, lid 1, van het statuut in te
dienen kan de ambtenaar (of iedere andere in het statuut bedoelde persoon)
het bevoegde gezag vragen jegens hem of haar een besluit te nemen.
Voorbeelden:
- verzoek om toekenning van de inrichtingsvergoeding
- verzoek om een beoordelingsrapport op te stellen.
Het is dus de bedoeling het bevoegde gezag ertoe te brengen een besluit
te nemen. Met dat besluit kan het bevoegde gezag op het verzoek van de
betrokkene ingaan of dat verzoek afwijzen; in laatstgenoemd geval ontstaat
de mogelijkheid om een klacht in te dienen.
Het verzoek kan niet de herziening van een reeds genomen besluit betreffen.
Alleen het bestaan van nieuwe, wezenlijke feiten rechtvaardigen de
indiening van een verzoek om een dergelijk besluit te heroverwegen.
- DE INDIENER
2.1. Wie kan een verzoek indienen?
Alle in het “Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen”
bedoelde personen en, mutatis mutandis, alle tijdelijke functionarissen,
hulpfunctionarissen, contractanten en bijzondere adviseurs die onder de
“Regeling van toepassing op de andere personeelsleden” (RAP) vallen,
kunnen, respectievelijk bij het tot aanstelling bevoegde gezag (AIPN) en
bij het tot het aangaan van overeenkomsten bevoegde gezag (AHCC), een
verzoek overeenkomstig artikel 90, lid 1, van het statuut indienen.
Met “in het statuut bedoelde personen” worden niet alleen ambtenaren en
personeelsleden in actieve dienst bedoeld, maar ook andere categorieën
personen, zoals ambtenaren op proef die nog niet in vaste dienst zijn
benoemd, gewezen ambtenaren en personeelsleden, de rechthebbenden in geval
van overlijden van (gewezen) ambtenaren of personeelsleden, en kandidaten
voor algemene vergelijkende onderzoeken2.
2.2. Tot wie wordt het verzoek gericht?
Een verzoek is steeds, hetzij uitdrukkelijk, hetzij stilzwijgend, aan het
bevoegde gezag gericht3. Het wordt
geformuleerd in een aan het bevoegde gezag geadresseerde nota, waarop
“verzoek overeenkomstig artikel 90, lid 1, van het statuut” vermeld is. De
bevoegdheden die bij artikel 90, lid 1, van het statuut aan het bevoegde
gezag zijn verleend, worden uitgeoefend door de personen die daartoe bij
besluit van de Commissie van 28 april 2004 zijn aangewezen (zie
Mededelingen van de administratie nr. 31 van 5 mei 2004), laatstelijk
gewijzigd bij het besluit van de Commissie van 7 juli 2004 (C(2004) 2286/3).
2.3. Waar en hoe wordt het verzoek ingediend?
Verzoeken moeten worden ingediend bij de administratieve eenheid “Beroep”
(ADMIN.B.2) door ze in elektronische vorm, liefst in pdf-formaat, te zenden
aan e-mailadres ADMIN MAIL B2 of af te geven in kantoor SC 11 4/57 (van 9
tot 12 uur en van 14 tot 17 uur).
De datum van het registratiestempel van de administratieve eenheid “Beroep”
geldt als de datum waarop het verzoek is ingediend. Voor elektronisch
ingediende verzoeken geldt als datum van indiening de datum van verzending
of de eerste daaropvolgende werkdag in geval van een zon- of feestdag4.
2.4. Termijn voor de indiening
Een verzoek kan op ieder ogenblik worden ingediend. Hierbij zij evenwel
opgemerkt dat de indiening van een verzoek dat betrekking heeft op een
aangelegenheid waarvoor reeds eerder een verzoek of een klacht is ingediend
waarop geen antwoord of een afwijzend antwoord is gegeven, geen aanleiding
kan geven tot het ingaan van een nieuwe termijn voor de indiening van een
klacht als bedoeld in artikel 90, lid 2 (zie punt 3.2).
2.5. Vorm en inhoud
De vorm, waarvoor overigens geen bijzondere voorwaarden gelden, is niet van
doorslaggevende betekenis bij de kwalificatie van een verzoek als zodanig;
daarvoor is alleen de inhoud bepalend. Zo zal een aanvraag om herziening
van een vroeger genomen besluit, zelfs als die het opschrift “verzoek”
draagt, door de administratie toch als een klacht worden beschouwd.
In een verzoek moet in beginsel vermeld zijn dat het een verzoek
overeenkomstig artikel 90, lid 1, van het statuut betreft; voorts moet het
de volgende elementen bevatten: gegevens betreffende de identiteit van de
indiener, het doel van het verzoek en de rechtsgronden waarop het is
gebaseerd, en de plaats, de datum en de handtekening van de indiener. Het
verzoek moet vergezeld gaan van alle documenten die de inhoud ervan kunnen
toelichten.
Om de procedure te vereenvoudigen moet de indiener van het verzoek gebruik
maken van het formulier in de bijlage.
- DE ADMINISTRATIE
3.1. Behandeling van het verzoek
De administratieve eenheid “Beroep” zendt de indiener van het verzoek, voor
zover mogelijk per e-mail, een bevestiging van ontvangst toe. In deze
ontvangstbevestiging worden vermeld: het nummer van het verzoek, de datum
van indiening en de naam van de ambtenaar die met het dossier belast wordt.
Er bestaat geen specifieke procedure voor de behandeling van een verzoek.
De dienst die bevoegd is om een besluit te nemen bestudeert het voorwerp
van het verzoek en verricht de controles die eventueel nodig zijn om tot
een besluit te komen.
3.2. Besluit en termijnen
Het bevoegde gezag neemt een met redenen omkleed besluit, dat binnen een
termijn van vier maanden na de indiening van het verzoek zonder bijzondere
formaliteiten ter kennis van de betrokkene wordt gebracht.
Deze termijn gaat in op de datum waarop het verzoek bij de administratieve
eenheid “Beroep” is geregistreerd.
Als het verzoek wordt afgewezen, kan de betrokkene een klacht indienen
tegen het besluit tot afwijzing; hiervoor beschikt hij over een termijn van
drie maanden na de datum van kennisgeving van dat besluit.
Heeft het bevoegde gezag vier maanden na de indiening van het verzoek nog
geen besluit genomen, dan geldt dat als een stilzwijgend besluit tot
afwijzing van het verzoek. Ook in dat geval kan binnen een termijn van drie
maanden een klacht worden ingediend. Als het bevoegde gezag zijn antwoord
te laat (na het verstrijken van de termijn van vier maanden) meedeelt,
impliceert dat niet dat de betrokkene opnieuw over een termijn van drie
maanden beschikt om een klacht in te dienen.
KLACHTEN
- DEFINITIE
Door een klacht overeenkomstig artikel 90, lid 2, van het statuut in te
dienen5, betwist de ambtenaar een
besluit van het bevoegde gezag waardoor hij zich bezwaard acht; hierbij kan
het gaan om een uitdrukkelijk of een stilzwijgend besluit tot afwijzing, of
om het feit dat het bevoegde gezag heeft nagelaten een door het statuut
opgelegde maatregel te nemen.
Voorbeelden:
- klacht tegen een weigering om ziektekosten te vergoeden;
- klacht in verband met een loopbaanontwikkelingsrapport (CDR) of
bevorderingsronde;
- klacht tegen een besluit om geen dagvergoeding bij indiensttreding
toe te kennen.
Anders dan bij een verzoek, impliceert de indiening van een klacht dat
het bevoegde gezag reeds eerder een administratief besluit heeft genomen.
Een dergelijk besluit kan slechts worden aangevochten als het definitief is
(voorbereidende besluiten kunnen niet worden aangevochten) en als het
persoonlijk en individueel bezwarend is (dit wil zeggen dat de betrokkene
er een persoonlijk, rechtmatig, rechtstreeks, bestaand en daadwerkelijk
belang bij heeft dat tot nietigverklaring of wijziging van het besluit
wordt overgegaan).
Er moet op worden gewezen dat de klacht voor de ambtenaar/het personeelslid
het enige middel is waarin het statuut voorziet om in te gaan tegen een
besluit van het bevoegde gezag waarmee zijn statutaire rechten volgens hem
zijn aangetast en waardoor hij zich bezwaard acht. Een verzoek om een
dergelijk besluit opnieuw te bekijken moet dan ook als een klacht worden
beschouwd, met name wat de hierna vermelde termijnen betreft6.
- DE INDIENER
5.1. Wie kan een verzoek indienen?
Alle in het “Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen”
bedoelde personen en, mutatis mutandis, alle tijdelijke functionarissen,
hulpfunctionarissen, contractanten en bijzondere adviseurs voor wie de
“Regeling van toepassing op de andere personeelsleden” (RAP) geldt, kunnen,
respectievelijk bij het tot aanstelling bevoegde gezag (AIPN) en bij het
tot het aangaan van overeenkomsten bevoegde gezag (AHCC), een klacht
overeenkomstig artikel 90, lid 2, van het statuut indienen.
Met “in het statuut bedoelde personen” worden niet alleen ambtenaren en
personeelsleden in actieve dienst bedoeld, maar ook andere categorieën
personen, zoals ambtenaren op proef die nog niet in vaste dienst zijn
benoemd, gewezen ambtenaren en personeelsleden, de rechthebbenden in geval
van overlijden van (gewezen) ambtenaren of personeelsleden, en kandidaten
voor algemene vergelijkende onderzoeken7.
5.2. Tot wie wordt de klacht gericht?
Een klacht wordt steeds, hetzij uitdrukkelijk, hetzij stilzwijgend, aan
het bevoegde gezag gericht8. Zij wordt
geformuleerd in een nota die aan het bevoegde gezag is geadresseerd. De
bevoegdheden die bij artikel 90, lid 2, van het statuut aan het bevoegde
gezag zijn verleend, worden uitgeoefend door de personen die daartoe bij
besluit van de Commissie van 28 april 2004 zijn aangewezen (zie
Mededelingen van de administratie nr. 31 van 5 mei 2004), laatstelijk
gewijzigd bij het besluit van de Commissie van 7 juli 2004 (C(2004) 2286/3).
5.3. Waar en hoe wordt de klacht ingediend?
Klachten moeten worden ingediend bij de administratieve eenheid “Beroep”
(ADMIN.B.2) door ze in elektronische vorm, liefst in pdf-formaat, te zenden
aan e-mailadres ADMIN MAIL B2 of af te geven in kantoor SC 11 4/57 (van 9
tot 12 uur en van 14 tot 17 uur).
5.4. Termijn voor de indiening
Een klacht moet worden ingediend binnen een termijn van drie maanden.
Deze termijn gaat in
- op de dag van de bekendmaking van het aangevochten besluit, als het
een maatregel van algemene aard betreft;
- op de dag waarop het besluit ter kennis wordt gebracht van diegene
tot wie het is gericht en in elk geval uiterlijk op de dag waarop de
betrokkene er kennis van krijgt, als het een maatregel van individuele
aard betreft; wanneer een besluit van individuele aard evenwel
bezwarend kan zijn voor een andere persoon dan diegene tot wie het is
gericht, gaat de termijn voor deze persoon in op de dag waarop hij van
dit besluit kennis krijgt en in elk geval uiterlijk op de dag waarop
het wordt bekendgemaakt;
- de dag waarop de antwoordtermijn verstrijkt, als de klacht
betrekking heeft op een stilzwijgend besluit tot afwijzing van een
verzoek.
Deze termijn is van openbare orde en de partijen kunnen er niet van
afwijken. Wanneer de administratie toch nog ingaat op het voorwerp van een
te laat ingediende en dus niet-ontvankelijke klacht, betekent dat niet dat
van de voorgeschreven termijn mag worden afgeweken en dat een normaal reeds
vervallen recht op beroep opnieuw zou ontstaan.
De termijn gaat in op de datum van het registratiestempel van de
administratieve eenheid “Beroep”. Er wordt geen rekening gehouden met de
tijd die met de verzending met de (interne) post is gemoeid. Voor
elektronisch ingediende klachten geldt als datum van indiening de datum van
verzending of de eerste daaropvolgende werkdag in geval van een zon- of
feestdag9.
Een besluit dat aan een eerder genomen besluit geen nieuwe elementen
toevoegt, moet worden gezien als een bevestiging van dat besluit en kan er
in geen geval toe leiden dat de betrokkene opnieuw over een termijn van
drie maanden zou beschikken om een klacht in te dienen.
5.5. Vorm en inhoud
Net zoals bij het verzoek zijn de aard en de inhoud bepalend om een klacht
als zodanig te kwalificeren; de vorm doet hierbij niet ter zake.
In beginsel moet de klacht de volgende elementen bevatten: gegevens
betreffende de identiteit van de indiener, het besluit dat wordt
aangevochten en de inhoud daarvan, de rechtsgronden waarop de klacht is
gebaseerd, en de plaats, de datum en de handtekening van de indiener. De
klacht moet vergezeld gaan van documenten aan de hand waarvan de aard van
het gerezen probleem beter kan worden beoordeeld.
Om de procedure te vereenvoudigen moet de indiener van de klacht gebruik
maken van het formulier in de bijlage.
- DE ADMINISTRATIE
6.1. Behandeling van de klacht
Klachten worden geregistreerd bij de administratieve eenheid “Beroep”, waar
ze ook worden behandeld en waar het antwoord van het bevoegde gezag wordt
voorbereid.
De administratieve eenheid “Beroep” zendt de indiener van de klacht, voor
zover mogelijk per e-mail, een bevestiging van ontvangst toe. In deze
ontvangstbevestiging worden vermeld: het nummer van de klacht, de datum van
indiening en de naam van de ambtenaar die met het dossier belast wordt.
Tegelijk verzamelt de administratieve eenheid “Beroep” bij de diensten die
het betwiste besluit hebben genomen of die daarbij betrokken zijn, alle
inlichtingen die nodig zijn voor het onderzoek van het dossier.
Klachten die verband houden met het gemeenschappelijk stelsel van
ziektekostenverzekering, worden vooraf voor advies aan het Beheerscomité
van de ziektekostenverzekering voorgelegd.
Als de administratieve eenheid “Beroep” dat noodzakelijk acht, kan zij een
gemeenschappelijke vergadering van de betrokken diensten bijeenroepen
waarop de diensten die verantwoordelijk zijn voor het betwiste besluit
worden uitgenodigd, alsook de bemiddelaar en door het centraal
personeelscomité aangewezen vertegenwoordigers. Op die vergadering kan de
indiener van de klacht zijn versie van de feiten uiteenzetten en de in de
klacht aangevoerde argumenten toelichten. Hij kan zich daarbij door een
persoon van zijn keuze of door een raadsman laten bijstaan. Deze
vergadering is geen arbitrageorgaan en evenmin een besluitvormende
instantie; de enige bedoeling ervan is de betrokken partijen de gelegenheid
te geven hun standpunt kenbaar te maken.
Na deze gemeenschappelijke vergadering - of zodra het dossier voldoende is
onderzocht - wordt een ontwerpantwoord opgesteld. Dit ontwerp wordt
voorgelegd aan het bevoegde gezag. De personeelsvertegenwoordigers die aan
de gemeenschappelijke vergadering hebben deelgenomen, worden in kennis
gesteld van het (gunstige of ongunstige) gevolg dat aan de klacht is
gegeven.
6.2. Besluit en termijnen
Het bevoegde gezag beschikt over een termijn van vier maanden om op de
klacht te reageren. Is bij het verstrijken van deze termijn een antwoord
uitgebleven, dan geldt dat als een stilzwijgend besluit tot afwijzing.
Tegen een al dan niet stilzwijgend besluit tot afwijzing kan binnen een
termijn van drie maanden een beroep bij het Gerecht van eerste aanleg van
de Europese Gemeenschappen worden ingesteld. Deze termijn gaat in op de dag
waarop kennis is gegeven van het antwoord op de klacht of, wanneer het een
stilzwijgend besluit tot afwijzing betreft, bij het verstrijken van de
bovengenoemde termijn van vier maanden.
Als het bevoegde gezag na het verstrijken van de antwoordtermijn, doch
binnen de termijn van drie maanden die geldt voor het instellen van een
beroep bij het Gerecht van eerste aanleg, een uitdrukkelijk besluit tot
afwijzing neemt, begint, anders dan bij een verzoek, laatstgenoemde termijn
opnieuw te lopen.
Het antwoord op de klacht wordt gezonden aan de betrokkene of naar de
assistent/het hoofd van de administratieve eenheid die in het
desbetreffende directoraat-generaal belast is met personele middelen of, in
het geval van ambtenaren met standplaats buiten de Unie, naar het hoofd van
de Delegatie, tegen ondertekening van een bericht van ontvangst. Als het
antwoord op de klacht via de hiërarchische weg is verzonden, wordt de
betrokkene of zijn raadsman daarvan per e-mail in kennis gesteld.
VERZOEKEN OM BIJSTAND
De administratieve eenheid “Beroep” is ook belast met de procedures voor
verzoeken om bijstand overeenkomstig artikel 2410
van het statuut. De voorschriften voor het indienen van een verzoek tot
bijstand zijn hetzelfde als voor het indienen van een verzoek of een klacht
overeenkomstig artikel 90.
De Commissie heeft met name wat betreft pesten op het werk naast de reeds
bestaande formele procedures een aantal informele procedures opgesteld om
te voorkomen dat het werkklimaat verslechtert en conflictsituaties in een
vroeg stadium in der minne te schikken (zie de Mededeling van de Commissie
over het beleid inzake pesten op het werk11
en de Mededelingen van de administratie nr. 23/2004 van 6 april 2004).
EERBIEDIGING VAN VERORDENING (EG) NR. 45/2001 BETREFFENDE DE BESCHERMING
VAN PERSOONSGEGEVENS12
Overeenkomstig artikel 11 en 12 (“Mededeling aan de betrokkene”) van
Verordening (EG) nr. 45/2001 verstrekt de administratieve eenheid “Beroep”
aan de betrokkene informatie over de verwerking van zijn gegevens, en met
name de identiteit van degene die daarvoor verantwoordelijk is. Volgens
artikel 13-19 (“Rechten van de betrokkene”) kan de betrokkene toegang
krijgen tot zijn gegevens door hiertoe een verzoek in te dienen bij degene
die verantwoordelijk is voor de verwerking van zijn gegevens.
________________________
Footnotes
(1)Deze informatie vervangt de
“Mededelingen van de administratie”
nr. 83-2001 van 20.09.2001.
(2)Plaatselijke functionarissen kunnen
- als daarin is voorzien in de regeling betreffende hun arbeidsvoorwaarden
- bij het bevoegde gezag een verzoek indienen onder dezelfde voorwaarden
als ambtenaren. Juridische geschillen tussen plaatselijke functionarissen
en de Instelling worden achter niet aan het Gerecht van eerste aanleg of
aan het Hof van Justitie voorgelegd, maar aan de rechter die bevoegd is
krachtens de wetgeving die geldt op de plaats waar de plaatselijke
functionaris zijn werkzaamheden verricht (art. 122 van de RAP).
(3)Het AHCC voor personeelsleden die
onder de Regeling van toepassing op de andere personeelsleden vallen.
(4)Zie artikel 3, lid 4, van
Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende
vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en
aanvangs- en vervaltijden (PB nr. L 124 van 08.06.1971, blz. 1).
(5)Zie ook artikel 46, 73, 117 en 124
van de Regeling van toepassing op de andere personeelsleden voor tijdelijke
functionarissen, hulpfunctionarissen, contractanten en bijzondere
adviseurs.
(6)Besluiten die genomen zijn door de
jury van een vergelijkend onderzoek en besluiten inzake
loopbaanontwikkelingsrapport (CDR) kunnen rechtstreeks bij het Gerecht van
eerste aanleg worden aangevochten.
(7)Plaatselijke functionarissen kunnen
- als daarin is voorzien in de regeling betreffende hun arbeidsvoorwaarden
- bij het bevoegde gezag een verzoek indienen onder dezelfde voorwaarden
als de ambtenaren. Juridische geschillen tussen plaatselijke
functionarissen en de Instelling worden achter niet aan het Gerecht van
eerste aanleg of aan het Hof van Justitie voorgelegd, maar aan de rechter
die bevoegd is krachtens de wetgeving die geldt op de plaats waar de
plaatselijke functionaris zijn werkzaamheden verricht (art. 122 van de
RAP).
(8)Zie voetnoot 3.
(9)Zie voetnoot 4.
(10)Verplichting tot bijstand van de
Commissie tegenover haar personeel.
(11)Schriftelijke procedure
E/1820/2003 –
C (2003) 3644; goedgekeurd op 22 oktober 2003.
(12)Verordening (EG) nr. 45/2001 van
het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de
bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van
persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en
betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB
L 8 van 12.01.2001, blz. 1).
|