INFORMATIEVE NOTA
Betreft: |
Overdracht van bij Belgische
pensioenregelingen verworven pensioenrechten
Wijziging van de Belgische wetgeving |
Bij administratieve kennisgeving nr.
58-2005 van 19 juli 2005 is het personeel medegedeeld dat
vice-voorzitter Kallas op 23 juni 2005 een schrijven heeft gericht aan de
permanente vertegenwoordiger van België bij de EU teneinde de aandacht van
de Belgische autoriteiten te vestigen op de problematiek van de vóór 1
januari 2002 ingediende aanvragen tot overdracht van pensioenrechten van
het Belgische naar het communautaire stelsel.
Sedert de inwerkingtreding van de wet van 10 februari 2003, die gevolgen
heeft voor de aanvragen tot overdracht die bij de communautaire
instellingen vanaf 1 januari 2002 werden ingediend, wordt voortaan de
overdracht van de pensioenrechten immers berekend op basis van de
forfaitaire afkoopwaarde van de in de Belgische nationale pensioenfondsen
gestorte bijdragen.
In genoemde administratieve kennisgeving werd ook in het vooruitzicht
gesteld dat elke belangrijke onwikkeling in dit dossier aan het personeel
zou worden medegedeeld.
De permanente vertegenwoordiger van België bij de EU heeft bij brief van
19 oktober 2005 aan vice-voorzitter Kallas de Commissie in kennis gesteld
van het standpunt van de minister van Pensioenen in deze aangelegenheid.
Volgens de minister van Pensioenen is het correct dat de
berekeningsmethode volgens de wet van 10 februari 2003 kan leiden tot een
ander over te hevelen bedrag dan met de berekeningsmethode volgens de wet
van 21 mei 1991 het geval is. Dit betekent dat twee personen die vóór hun
indiensttreding bij de Europese Unie hetzelfde carrièreverloop in België
hebben gekend, een verschillend aantal voor het communautaire pensioen mee
te rekenen dienstjaren kan worden toegekend, afhankelijk van de datum
waarop de aanvraag tot overdracht is ingediend.
Volgens de minister van Pensioenen is dit verschil in behandeling
juridisch gezien op geen enkele manier discriminatoir ten aanzien van het
beginsel van de gelijke behandeling. Er wordt immers een verschillende
behandeling toegepast op een niet identieke uitgangssituatie, waarbij aan
de differentiatie van de categorieën een objectief verantwoordbaar
criterium ten grondslag ligt, nl. de datum van indiening van de aanvraag
tot overdracht.
Per brief van 17 november 2005 aan de permanente vertegenwoordiger van
België bij de EU heeft vice-voorzitter Kallas nota genomen van het
standpunt van de minister van Pensioenen.
Intussen heeft de Commissie individueel geantwoord op desbetreffende
aanvragen en klachten van talrijke ambtenaren, ex-ambtenaren en andere
personeelsleden waarin het punt van de discriminatie aan de orde werd
gesteld. De Commissie heeft deze kwestie onderzocht en is op haar beurt
tot de bevinding gekomen dat van discriminatie geen sprake is. Zij heeft
deze aanvragen en klachten bijgevolg verworpen.
Er is bij het gerecht van eerste aanleg een beroep tegen de Commissie
ingesteld (zaak T-361/05) die zich ertoe heeft verbonden (zie
I.A. 65-2005 van 2.9.2005) de
verzoeken van ambtenaren die in een vergelijkbare situatie verkeren in het
licht van het arrest van deze rechtbank te onderzoeken. |