>> de | en | fr | nl  N° 14-2006 / 03.03.2006
 

INFORMATIEVE NOTA

Betreft: Overdracht van bij Belgische pensioenregelingen verworven pensioenrechten
Wijziging van de Belgische wetgeving

Bij administratieve kennisgeving nr. 58-2005 van 19 juli 2005 is het personeel medegedeeld dat vice-voorzitter Kallas op 23 juni 2005 een schrijven heeft gericht aan de permanente vertegenwoordiger van België bij de EU teneinde de aandacht van de Belgische autoriteiten te vestigen op de problematiek van de vóór 1 januari 2002 ingediende aanvragen tot overdracht van pensioenrechten van het Belgische naar het communautaire stelsel.

Sedert de inwerkingtreding van de wet van 10 februari 2003, die gevolgen heeft voor de aanvragen tot overdracht die bij de communautaire instellingen vanaf 1 januari 2002 werden ingediend, wordt voortaan de overdracht van de pensioenrechten immers berekend op basis van de forfaitaire afkoopwaarde van de in de Belgische nationale pensioenfondsen gestorte bijdragen.

In genoemde administratieve kennisgeving werd ook in het vooruitzicht gesteld dat elke belangrijke onwikkeling in dit dossier aan het personeel zou worden medegedeeld.

De permanente vertegenwoordiger van België bij de EU heeft bij brief van 19 oktober 2005 aan vice-voorzitter Kallas de Commissie in kennis gesteld van het standpunt van de minister van Pensioenen in deze aangelegenheid.

Volgens de minister van Pensioenen is het correct dat de berekeningsmethode volgens de wet van 10 februari 2003 kan leiden tot een ander over te hevelen bedrag dan met de berekeningsmethode volgens de wet van 21 mei 1991 het geval is. Dit betekent dat twee personen die vóór hun indiensttreding bij de Europese Unie hetzelfde carrièreverloop in België hebben gekend, een verschillend aantal voor het communautaire pensioen mee te rekenen dienstjaren kan worden toegekend, afhankelijk van de datum waarop de aanvraag tot overdracht is ingediend.

Volgens de minister van Pensioenen is dit verschil in behandeling juridisch gezien op geen enkele manier discriminatoir ten aanzien van het beginsel van de gelijke behandeling. Er wordt immers een verschillende behandeling toegepast op een niet identieke uitgangssituatie, waarbij aan de differentiatie van de categorieën een objectief verantwoordbaar criterium ten grondslag ligt, nl. de datum van indiening van de aanvraag tot overdracht.

Per brief van 17 november 2005 aan de permanente vertegenwoordiger van België bij de EU heeft vice-voorzitter Kallas nota genomen van het standpunt van de minister van Pensioenen.

Intussen heeft de Commissie individueel geantwoord op desbetreffende aanvragen en klachten van talrijke ambtenaren, ex-ambtenaren en andere personeelsleden waarin het punt van de discriminatie aan de orde werd gesteld. De Commissie heeft deze kwestie onderzocht en is op haar beurt tot de bevinding gekomen dat van discriminatie geen sprake is. Zij heeft deze aanvragen en klachten bijgevolg verworpen.

Er is bij het gerecht van eerste aanleg een beroep tegen de Commissie ingesteld (zaak T-361/05) die zich ertoe heeft verbonden (zie I.A. 65-2005 van 2.9.2005) de verzoeken van ambtenaren die in een vergelijkbare situatie verkeren in het licht van het arrest van deze rechtbank te onderzoeken.

top

   Author: ADMIN.B.2