Informations Administratives
26.10.1998
Spécial
COMMISSION, TOUS LIEUX D'AFFECTATION
Sommaire  

Voorstel voor een besluit houdende wijziging van de algemene uitvoeringsbepalingen inzake de schooltoelage

TOELICHTING

  1. Artikel 3 van bijlage VII van het statuut voorziet in de terugbetaling - tot een vastgesteld maximumbedrag per maand - van de schoolkosten die een Europees ambtenaar maakt ten behoeve van ieder te zijnen laste komend kind dat regelmatig dagonderwijs volgt bij een onderwijsinstelling. Het artikel bevat evenwel geen nadere bijzonderheden, noch over de aard van de vergoeding, noch over de voorwaarden voor de terugbetaling van deze kosten. Met het oog hierop werden de "algemene uitvoeringsbepalingen inzake de schooltoelage" vastgesteld. Om het beheer van de aanvragen voor schooltoelagen te vergemakkelijken, worden de verplichte onderwijskosten, alsmede de overige kosten die verband houden met het schoolprogramma van de bezochte onderwijsinstelling op grond van deze bepalingen aan de aanvrager terugbetaald door middel van een forfaitair maandelijks bedrag, zonder dat specifieke bewijsstukken behoeven te worden overgelegd.

    Nochtans heeft de wetgever in de uitvoeringsbepalingen enkele categorieën kosten afzonderlijk vermeld. Het betreft kosten die niet als algemene kosten kunnen worden beschouwd, hetzij vanwege de incidentele aard ervan (bijvoorbeeld inschrijvingskosten of examengelden), hetzij omdat het bedrag van verschillende factoren afhankelijk kan zijn (bijvoorbeeld vervoerkosten), hetzij wegens het specifieke karakter van de dienst of de activiteit waardoor de kosten worden veroorzaakt (bijvoorbeeld kosten die voortvloeien uit de deelname van het kind aan sneeuwklassen, groene klassen en openluchtklassen). Voor deze kosten voorzien de algemene uitvoeringsbepalingen in specifieke vergoedingen die als aanvulling op de forfaitaire toelage dienen en waarvoor de aanvrager bewijsstukken dient over te leggen.

  2. Dit voorstel tot aanpassing van artikel 3 van de algemene uitvoeringsbepalingen beoogt de reikwijdte van de huidige tekst, met name die onder d), uit te breiden tot andere activiteiten die vergelijkbaar zijn met sneeuwklassen, zeeklassen of openluchtklassen. Daarbij wordt vastgehouden aan de specifieke kenmerken van de laatstgenoemde activiteiten, waardoor deze zich onderscheiden van gemeenschappelijke buitenschoolse activiteiten, zoals excursies, bezoeken en schoolreizen, en die in 1975 voor de instelllingen aanleiding waren om artikel 3 van de algemene uitvoeringsbepalingen uit te breiden met het bepaalde onder d).

    Het betreft namelijk incidentele activiteiten, in die zin dat een leerling die een lagere of middelbare school bezoekt, waarschijnlijk niet elk schooljaar aan dergelijke "klassen" zal deelnemen, waarbij de lessen geheel of gedeeltelijk voortgang vinden en waarmee hoge kosten gemoeid kunnen zijn.

  3. Thans wordt elke buitenschoolse activiteit anders dan die welke uitdrukkelijk in artikel 3, onder d), van de algemene uitvoeringsbepalingen worden genoemd, geacht onder het bepaalde sub c) van dit artikel te vallen. Bijgevolg komen deze activiteiten niet in aanmerking voor een niet-forfaitaire vergoeding, tenzij de kosten ervan het bedrag van de forfaitaire vergoeding overschrijden (artikel 4, lid 3).

    Sinds 1975 zijn de onderwijsprogramma's evenwel ingrijpend gewijzigd. Scholen organiseren steeds meer buitenschoolse activiteiten van uiteenlopende aard. Sommige van deze activiteiten zijn vergelijkbaar met een sneeuwklas, een groene klas of een openluchtklas; voor andere is dat niet geval, hoewel zij dezelfde benaming dragen.

    In de huidige context is het derhalve noodzakelijk de bestaande rechtsgrond aan te vullen, zodat een gedetailleerdere definitie beschikbaar is waarmee duidelijk kan worden vastgesteld welke activiteiten in aanmerking komen voor een aanvullende niet-forfaitaire vergoeding. Hierdoor kunnen enerzijds ongelijke behandelingen worden voorkomen en kan anderzijds worden vermeden dat de reeds door de forfaitaire vergoeding gedekte kosten nogmaals worden vergoed. In de meeste gevallen is de forfaitaire vergoeding namelijk ruimschoots voldoende ter dekking van de algemene kosten die de aanvragers hebben gemaakt, inclusief de kosten van excursies, museumbezoeken en schoolreizen in het algemeen.

VOORSTEL VOOR EEN BESLUIT HOUDENDE WIJZIGING VAN DE ALGEMENE UITVOERINGSBEPALINGEN INZAKE DE SCHOOLTOELAGE

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, inzonderheid artikel 67, lid 1, sub c), artikel 3 van bijlage VII en artikel 15 van bijlage X,

Gezien het advies van het Comité voor het Statuut,

Na raadpleging van het Personeelscomité,

OVERWEGENDE dat de ambtenaren die in een derde land zijn tewerkgesteld, bijzondere voorwaarden inzake de schooltoelage genieten uit hoofde van bijlage X van het statuut;

OVERWEGENDE dat de algemene uitvoeringsbepalingen inzake de schooltoelage van 1 maart 1975 moeten worden gewijzigd teneinde de in schoolverband georganiseerde activiteiten die in aanmerking komen voor een aanvullende niet-forfaitaire vergoeding, opnieuw te definiëren,


BESLUIT:

Artikel 1

Artikel 3 van de algemene uitvoeringsbepalingen inzake de schooltoelage wordt als volgt gewijzigd:

"Artikel 3

Tot een in de eerste en derde alinea van artikel 3 van bijlage VII bij het statuut vastgesteld maximumbedrag en onverminderd de bijzondere bepalingen die van toepassing zijn op het personeel dat onder bijlage X van het statuut valt, dient de schooltoelage ter dekking van:

  1. inschrijvingskosten en examengelden aan onderwijsinstellingen;

  2. vervoerkosten, voortvloeiende uit het gebruik van een openbaar of een in dienst van de school rijdend particulier vervoermiddel;

  3. verplichte kosten, met name voor de aanschaf van boeken, schoolbehoeften en sportuitrusting en voor de betaling van een schoolverzekering en medische kosten, alsmede de overige kosten welke verband houden met het schoolprogramma van de bezochte onderwijsinstelling;

  4. kosten welke voortvloeien uit de deelname van het kind aan sneeuwklassen, zeeklassen of openluchtklassen, alsmede aan vergelijkbare activiteiten, op voorwaarde dat deze aan de volgende voorwaarden voldoen:

    1. sneeuwklassen, zeeklassen of openluchtklassen:
      • de klassen worden georganiseerd door de onderwijsinstelling die in het kader van het schoolprogramma wordt bezocht;
      • de klassen vinden buiten de schoolvakanties plaats;
      • het kind wordt gedurende de deelname aan deze klassen buiten het gezin gehuisvest;

    2. vergelijkbare activiteiten:
      • de klassen worden georganiseerd door de onderwijsinstelling die in het kader van het schoolprogramma wordt bezocht;
      • de klassen vinden buiten de schoolvakanties plaats;
      • het kind wordt gedurende de deelname aan deze klassen buiten het gezin gehuisvest;
      • de voortgang van het schoolprogramma wordt gewaarborgd door het volgen van lessen - onder verantwoordelijkheid van onderwijskrachten van dezelfde onderwijsinstelling - en door de deelname aan openluchtactiviteiten die als aanvulling dienen op de theorielessen die in het klaslokaal plaatsvinden.
De bepalingen als bedoeld onder c) zijn niet toepassing op de in dit punt bedoelde kosten."

Artikel 2

Deze bepalingen treden in werking op de eerste dag van de maand die volgt op hun bekendmaking in de mededelingen van de administratie.


Sommaire  
Auteur : Direction générale du personnel et de l'administration
Direction B : Gestion des droits et obligations ; dialogue social et politique sociale

Editeur : Direction générale du personnel et de l'administration
Unité ateliers de reproduction

Page créée le 26/10/98 8:29:29, dernière modification le 19/11/98 18:33:04